Het doel is dat alle transitievisies warmte samen optellen tot 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen, zoals kantoren, scholen, etc. Omdat deze gebouwen erg kunnen verschillen qua omvang, worden ze gemeten in woningequivalenten: één woning of staat gelijk aan 1 woningequivalent. In het geval van utiliteitsgebouwen staat 130 m2 vloeroppervlak gelijk aan 1 woningequivalent.
Er staan in het Klimaatakkoord geen afspraken over de verdeling van de 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen over de gemeenten. Als vuistregel kun je gebruiken: elke gemeente gaat plannen maken om te komen tot een aardgasvrije gebouwenvoorraad in de 30 jaar tot 2050. De eerste transitievisie warmte, die gemeenten uiterlijk eind 2021 vaststellen, heeft betrekking op een derde van de totale periode. In de eerste periode is er echter sprake van een aanloopperiode waarna er opschaling wordt gerealiseerd. Mede daarom hebben de afspraken in het Klimaatakkoord voor de periode tot en met 2030 betrekking op circa een vijfde van de gebouwenvoorraad, oftewel 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen.
Als de plannen van alle gemeenten samen (in de transitievisies warmte) niet optellen tot 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen, zal er bijgestuurd worden. Er wordt door VNG en Rijk een procedure ontwikkeld over hoe die bijsturing in zijn werk gaat. De verwachting is dat deze begin 2022 gereed is. Bijsturing gebeurt met het oog op het bereiken van 3,4 Mton CO2-reductie voor de gebouwde omgeving als geheel. Overigens wordt nog gewerkt aan een omrekenfactor voor woningen en gebouwen die via de wijkgerichte aanpak wel worden verduurzaamd maar nog niet aardgasvrij worden gemaakt.