Burgerparticipatie bij wijkaanpakken voor de warmtetransitie - Inzichten uit de literatuur, door Petra Hofman & Martijn Groenleer

De Rijksoverheid zet stevig in op de wijkaanpak voor het realiseren van de transitie van de warmtevoorziening in Nederland. Burgerparticipatie vormt een belangrijk element van deze wijkaanpak. Over hoe precies invulling te geven aan burgerparticipatie bij de wijkaanpak is nog veel onduidelijkheid. Er is daarom behoefte aan inzicht in wat we al weten (en wat ook niet) over burgerparticipatie bij wijkaanpakken en dan met name over wat werkt (en wat niet). Op basis van die inzichten kunnen instrumenten, zoals de Handreiking Participatie van de Wijkaanpak Aardgasvrij, verder worden vormgegeven en kunnen gemeenten, die een regierol vervullen bij de wijkaanpak, worden ondersteund bij het informeren en betrekken van burgers.

Deze literatuurstudie is opgesteld om bij te dragen aan de praktijk van de wijkaanpak en burgerparticipatie alsook aan het debat over wijkaanpakken in het algemeen en burgerparticipatie bij wijkaanpakken voor de warmtetransitie in het bijzonder. De vragen die beantwoord worden richten zich op drie aspecten van burgerparticipatie bij wijkaanpakken: allereerst de verschillende verschijningsvormen ervan, daarnaast factoren die van invloed zijn op de verschillende verschijningsvormen van burgerparticipatie bij wijkaanpakken, en tenslotte de werkzaamheid van burgerparticipatie bij wijkaanpakken. De vragen zijn beantwoord door zowel literatuur over burgerparticipatie bij wijkaanpakken in het algemeen als de (vooralsnog beperkte) literatuur over wijkaanpakken voor de warmtetransitie te bestuderen. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de vier belangrijkste uitkomsten van het onderzoek.

De eerste uitkomst is een typologie die ons kan helpen de verschillende verschijningsvormen van burgerparticipatie te onderscheiden. De typologie is gebaseerd op twee dimensies: het type activiteit waarin de burger participeert en het soort rol van de burger in wijkprocessen. Dit leidt tot vier vormen van burgerparticipatie bij wijkaanpakken voor de warmtetransitie: burgerbeleidsmaker, burgeropdrachtgever, burgerafnemer en burgerondernemer. Opvallend is dat bij wijkaanpakken in de energietransitie, anders dan bij wijkaanpakken in het algemeen, de burger veel vaker wordt beschouwd in haar rol als consument, hetgeen implicaties lijkt te hebben voor de mate van betrokkenheid bij de transitie.

De tweede uitkomst betreft een overzicht van factoren die van invloed zijn op burgerparticipatie bij wijkaanpakken. Dit overzicht kan helpen bij het begrijpen waarom burgerparticipatie een bepaalde verschijningsvorm heeft. Deze factoren richten zich enerzijds op de context waarin participatie plaatsvindt en/of waaruit participatie voortkomt en anderzijds op de actoren die er onderdeel van uitmaken en/of die participatie actief trachten te sturen. Belangrijke factoren zijn beleid en wetgeving op nationaal niveau, het maatschappelijk discours en lokale beleidsagenda’s, de spelregels en de praktijk van participatieve processen, alsook de aanwezige capaciteit in de wijk (tijd en geld, relevante relaties, en vereiste kwaliteiten).

De derde uitkomst is een nadere duiding van effecten van burgerparticipatie en het benoemen van specifieke aspecten aan deze opgave die hier invloed op hebben. Inzake de duiding van effecten wordt onderscheid gemaakt tussen de bijdrage van burgerparticipatie aan het realiseren van complexe opgaven en burgerparticipatie als onderdeel van democratie en burgerschap (dus als doel op zich). Het rapport brengt aan het licht dat in de opgave rond de warmtetransitie een aantal specifieke aspecten een rol spelen. Zo is er sprake van sterke onderlinge afhankelijkheid tussen verschillende schalen en arena’s, hetgeen een specifieke dynamiek met zich meebrengt die ook invloed heeft op burgerparticipatie en eisen stelt aan bijvoorbeeld het verwachtingenmanagement. Conflict is daarnaast een bijna vanzelfsprekend onderdeel van het proces van de warmtetransitie en ook dat heeft invloed op en kan worden beïnvloed door burgerparticipatie.

De vierde uitkomst betreft  een beschrijving van uitdagingen bij burgerparticipatie in wijkaanpakken en een aantal voorbeelden van wat werkt. Hierop gebaseerd geeft het rapport een overzicht van bouwstenen die kunnen bijdragen aan configuraties voor werkzame burgerparticipatie bij wijkaanpakken. Voorbeelden van bouwstenen variëren van de vormgeving van bijeenkomsten of contactmomenten, tot het mobiliseren van een publiek door framing, de inzet en ondersteuning van intermediairs, en het realiseren van ‘quick wins’.

Ondanks dat de literatuur over wijkaanpakken met oog op de warmtetransitie nog volop in ontwikkeling is, biedt dit onderzoek bruikbare inzichten voor het vormgeven en uitvoeren, alsook het evalueren van beleid en processen gericht op werkzame wijkaanpakken. Tegelijkertijd is verder onderzoek gewenst. Veel van de bestaande kennis is gebaseerd op een beperkt aantal cases. Het betreft meestal wijken die sowieso al vooroplopen in de ontwikkeling en uitvoering van (sociaal) innovatieve aanpakken; ‘gewone wijken’ zijn nog nauwelijks onderwerp van studie. Er wordt vervolgens vooral geschreven over wat niet werkt en hoe dat bijvoorbeeld tot problemen met draagvlak leidt. Er is nog relatief weinig aandacht voor specifieke methoden gericht op bijvoorbeeld gezamenlijk leren rondom de maatschappelijke aspecten van de transitie, en naar wat dit leren concreet oplevert in het licht van de warmtetransitie. Veel van de literatuur over burgerparticipatie bij de warmtetransitie gaat bovendien over cases die zich nog in de planningsfase bevinden. Er is nog geen inzicht in de impact van burgerparticipatie op middellange en lange termijn of in processen in de implementatiefase.

Deze beperkingen van de bestaande literatuur vragen derhalve om vergelijkend longitudinaal onderzoek op basis waarvan we meer kunnen zeggen over de werkelijke effecten in relatie tot verschillende transities en opgaven in de context van bestaande wijken. Als onderdeel van zulk onderzoek zouden concrete hypotheses en proposities kunnen worden geformuleerd die systematisch zouden kunnen worden getest in de praktijk. Dergelijke hypothesen of proposities zouden de specifieke rollen van de verschillende overheden – bijvoorbeeld hoe sturend of volgend zij moeten zijn vis-a-vis de samenleving –  kunnen betreffen. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op die rollen en het slim combineren daarvan, als onderdeel van experimentele aanpakken, en in het licht van de verschillende vormen van participatie en de factoren die daarop van invloed zijn.

De literatuurstudie is uitgevoerd door Petra Hofman en Martijn Groenleer, onderzoekers verbonden aan het Department of Public Law and Governance (PLG) en het Tilburg Center for Regional Law and Governance (TiREG) van Tilburg University, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Cookie-instellingen