Experimenten, opschalen en wat ertussen zit

Gemeenten experimenteren en leren in de proeftuinen. Maar hoe ga je van theorie naar praktijk? De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) heeft zich verdiept in de relatie tussen experimenten en opschalen en daarbij de aardgasvrije wijken als een van de voorbeelden gebruikt.


Tweegesprek

De sessie bestaat uit een tweegesprek tussen Martin Schulz, co-decaan en adjunct-directeur van de NSOB, en Martijn Tak van het Programma Aardgasvrije Wijken. “Experimenteren kun je doen met twee doelen”, trapt Schulz af. “Om bewijs te vergaren, en om beweging op gang te brengen. Door daarover na te denken kun je je eigen strategie vormgeven.” Tak vult aan: “Ben je aan het leren, of concreet iets aan het realiseren? In het Programma Aardgasvrije Wijken doen we beide. We leren door te doen. We moeten realiseren, opdat we kunnen leren.”

Analyseren wat er goed ging en waarom

Op diezelfde manier kun je kijken naar opschalen, aldus Schulz. “Wil je oogsten, of opschudden? Eigenlijk wil je hier ook beide.” Om dat voor elkaar te krijgen, moet je analyseren wat er wel en niet goed ging tijdens de experimenteerfase – en ook waaróm. Tak: “En je moet kijken hoe je vervolgens mensen kunt overtuigen en kunt meenemen in je plannen. Je moet kijken wat je moet teweegbrengen om je doelstellingen te halen.” Soms moet je nadrukkelijk ruimte creëren om te experimenteren, aldus beide sprekers. “Niet meteen met het idee dat dat de doorbraak zal opleveren”, nuanceert Schulz, “maar experimenteren is wel een stap die een vervolg mogelijk maakt.” Tak: “Je moet de condities creëren om je oplossing te kunnen testen.”

Zwermen

Experimenteren en opschalen gaan vaak hand in hand en wisselen elkaar steeds af. “De kunst is in de volgende ronde mee te nemen wat je in de vorige hebt geleerd”, aldus Schulz, “zowel in positieve als in negatieve zin. Daarbij zullen wel steeds weer nieuwe omstandigheden heersen. Daarom volgt er toch altijd weer een nieuwe experimenteerstap. Maar in iedere ronde kom je weer een stapje verder.” Schulz introduceert het concept ‘zwermen’, vergelijkbaar met het zwermen van vogels: als je één interessante vinding doet, kun je vervolgens een interventie precies zo plaatsen en timen dat die andere processen kan meenemen. Zo kan één kleine verandering heel grote gevolgen hebben. Schulz: “Dat is soms serendipiteit, maar je kunt er ook bewust over nadenken: als een conditie die je kunt creëren om een beweging een heel nieuwe impuls te geven.”

Strategische vragen stellen

“Als je de opgave centraal stelt, kun je ook andersom redeneren: als ik deze opgave wil realiseren, hoeveel bewijs en beweging, oogst en opschudding heb ik dan nodig om die mogelijk te maken?”, zegt Schulz. “Dan kun je ook beginnen bij het opschalen.” Daartoe moet je de status quo analyseren en daar strategische vragen over stellen: “Wat is de status quo, hoe dynamisch is die en hoe kan ik die beïnvloeden? Wie zitten er aan de knoppen, welke wet- en regelgeving is er en geeft die voldoende kaders en ruimte om de gewenste verandering teweeg te brengen?”

Blijven analyseren

Een vraag vanuit de deelnemers luidt: hoe representatief zijn de huidige ervaringen in de proeftuinen? Hoeveel bewijs heb je nodig? “Daar is geen vuistregel voor”, antwoordt Tak. “Het hangt af van de status quo”, vult Schulz aan. “Per situatie moet je gericht nadenken over hoeveel bewijs je nodig hebt. Het is een kwestie van blijven monitoren, analyseren en aanpassen. Stapje voor stapje voorwaarts blijven gaan.”

Cookie-instellingen