De verduurzaming van de gebouwde omgeving raakt aan hoe we wonen en leven. In het Klimaatakkoord is daarom afgesproken dat de transitie van aardgas naar duurzame warmte zal worden gerealiseerd met betrokkenheid van bewoners, gebouweigenaren en andere partijen in de omgeving waar deze overstap aan de orde is. Deze afspraak is zo gemaakt in het besef dat de verduurzaming van de gebouwde omgeving heel direct raakt aan hoe we wonen en leven met een bijzonder positie voor de gebouweigenaar die altijd ook mede-investeerder is. Deze transitie is daarom wezenlijk anders dan veel andere veranderingen in het ruimtelijk domein en komt letterlijk achter de voordeur van bewoners. Om de transitie in een wijk of buurt te kunnen realiseren, is het daarom van belang de wensen en zorgen van bewoners vanaf het begin van het proces mee te wegen bij de plannen die de gemeente maakt in de wijkgerichte aanpak. Een kwalitatief goed participatieproces kan de snelheid van de uitvoering aanzienlijk vergroten. Ook als dat tijd vraagt in de voorbereiding.
Participatie is maatwerk. Het vroegtijdig betrekken van de omgeving in en rond de wijk zorgt ervoor dat verschillende wensen, perspectieven, kennis en creativiteit snel op tafel komen. Een goed ingericht participatieproces draagt op die manier bij aan kwalitatief betere besluitvorming en helpt in een latere fase om bewoners te motiveren mee te doen met het verduurzamen van hun woning en wijk of buurt.
Participatie is vooral intensief in de wijken waarin de gemeente voor 2030 aan de slag gaat. De ervaringen uit de proeftuinen Aardgasvrije Wijken leren dat het verstandig is mensen al te betrekken in de fase waarin bepaald wordt welke wijken als eerste aan de beurt zijn en mensen vroegtijdig mee te nemen in de afwegingen en kaders die daarbij aan de orde zijn. Deze ervaringen zijn onder andere neergelegd in de Handreiking Participatie Wijkaanpak Aardgasvrij. Deze handreiking biedt geen kant-en-klare blauwdruk voor het informeren en betrekken van bewoners bij het aardgasvrij maken van wijken, maar helpt bij het maken van een op de wijk gerichte aanpak van de communicatie en participatie.
Participatie is ook een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Daarin is geregeld dát participatie moet plaatsvinden, niet hóe dat moet gebeuren. Gemeenten beschrijven dat doorgaans in participatiebeleid, waarin vastgelegd wordt hoe participatie wordt vormgegeven en welke eisen daarbij gelden. Het is aan te bevelen hierbij specifiek aandacht te besteden aan participatie bij de energietransitie in de gebouwde omgeving. Zo weten bewoners en andere betrokken vooraf wat ze op het vlak van participatie kunnen verwachten. Dit participatiebeleid zal worden vastgesteld door de gemeenteraad.
Bij het vaststellen van een programma onder de Omgevingswet wordt daarbij aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het participatiebeleid. Ook wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. In het uitvoeringsplan neemt de gemeente dus op hoe de participatie voor de totstandkoming van het uitvoeringsplan is vormgegeven en hoe er rekening is gehouden met de inbreng van belanghebbenden.
Naast het betrekken van bewoners en lokale initiatiefnemers is het van belang bij het opstellen van het uitvoeringsplan af te stemmen met stakeholders, zoals de netbeheerder, waterbeheerder, mogelijke aanbieders van warmte, de woningcorporaties, aannemers en installateurs. Het is van belang op de hoogte te zijn van hun plannen en planningen. Bovendien levert het uitvoerbare plannen op.
In het stappenplan uitvoeringsplan wordt dieper ingegaan op het belang van samenwerking en afstemming met relevante stakeholders bij het opstellen van het uitvoeringsplan.
Indien er corporatie woningen en/of utiliteitsgebouwen in de wijk staan, is het relevant rekening te houden met hun planning voor renovaties.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat grote (utiliteits)gebouweigenaren vierjaarlijkse routekaarten op portefeuilleniveau, duurzame meerjaren onderhoudsplanningen en/of meerjarige vastgoed verduurzamingsplannen opstellen.
In 30 regio’s wordt gewerkt aan een Regionale Energie Strategie (RES). De RES is een instrument om gezamenlijk te komen tot keuzes voor de (regionale) opwekking van hernieuwbare energie, de afstemming over de inzet van bestaande (bovenlokale) warmtebronnen en de gevolgen die dat heeft voor de energie-infrastructuur. Het proces om te komen tot een RES heeft dus ook een relatie met de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Hiervoor stellen de RES regio’s een Regionale Structuur Warmte (RSW) op. Hierin wordt in kaart gebracht wat de warmtevraag en -aanbod is in de regio en verkend wat de kansen zijn voor bovengemeentelijke warmte-infrastructuur. In de RES-regio wordt tevens het gesprek gevoerd over kansen en knelpunten bij het benutten van bovenlokale warmtebronnen.
In oktober 2020 is de concept RES gereed en in juli 2021 de RES 1.0. De uitvoeringsplannen bieden inzicht in de warmtevraag van de gebouwde omgeving en zijn dus belangrijke input voor de (vervolg) RES. De transitievisies warmte, uitvoeringsplannen en de RSW moeten daarom goed op elkaar worden afgestemd in een zich herhalend iteratief proces. In paragraaf 3.4 van de Handreiking Regionale Energiestrategie staat de relatie tussen de Regionale Structuur Warmte, de transitievisie warmte en het uitvoeringsplan uitgebreider beschreven.