Bijlage deel van de uit NvT bij omgevingsbesluit

Link naar de NvT in Staatsblad 2018/290. Zie over participatie p. 131 e.v.

NvT p. 137/138

“Omgevingsvisie, programma en omgevingsplan

De regering heeft toegezegd dat bij AMvB wordt vastgelegd dat bij plannen van overheden (omgevingsvisies, programma’s en omgevingsplannen) het bevoegd gezag moet aangeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden bij het plan zijn betrokken. Het vaststellende bestuursorgaan wordt zo gestimuleerd zorg te dragen voor vroegtijdige participatie van derden. Naar aanleiding van de consultatie van het ontwerp-Omgevingsbesluit en de behandeling hiervan in de Eerste Kamer heeft de regering besloten om ook bij de motiveringsplicht op te nemen dat aangegeven moet worden wat de resultaten van het participatietraject zijn.
Deze motiveringsplicht is in hoofdstuk 10 van dit besluit opgenomen. Bepaald is dat het bevoegd gezag bij de vaststelling van een omgevingsvisie, programma of omgevingsplan aangeeft hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

Hoe participatie vorm wordt gegeven bij deze procedures is afhankelijk van het instrument, de opgaven in de fysieke leefomgeving die voor liggen en van de betrokken partijen. Ieder bestuursorgaan zal zelf invulling geven aan het participatietraject en de wijze waarop alle partijen bij de totstandkoming van het besluit worden betrokken. Het is vanuit het motiveringsbeginsel logisch om ook aan te geven wat de resultaten van het participatietraject zijn dat voorafgaand aan de besluitvorming plaatsvond. Hierbij kan vanzelfsprekend aandacht worden besteed aan hoe partijen zijn benaderd, wie waren betrokken, hoe partijen hun inbreng hebben gegeven, en wat met de inbreng is gedaan, dus welke afwegingen gemaakt zijn. Op deze wijze blijkt uit de motivering of aan de gelijkwaardigheid van alle partijen recht is gedaan.

Voor het omgevingsplan moet het bevoegd gezag op grond van artikel 16.29 van de wet kennisgeven van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen of te wijzigen. Op deze wijze wordt geregeld dat burgers en andere partijen worden geïnformeerd over dit voornemen. Bij de behandeling in de Tweede Kamer van de AMvB’s eind 2016 is een gewijzigde motie van Kamerlid Van Veldhoven aangenomen. De Tweede Kamer acht het van belang dat bij een omgevingsplan een extra procedurele waarborg wordt opgenomen voor vroegtijdige participatie. Als alle partijen in een vroegtijdig stadium weten hoe het participatietraject wordt ingericht, kunnen zij zich hierop voorbereiden. Ook kunnen zij zich als partij melden bij het bevoegd gezag. Dit bevordert een adequate en gelijkwaardige deelname in het participatietraject door alle partijen. Om vroegtijdige deelname op een gelijkwaardige manier te bevorderen is aan artikel 10.2 van dit besluit een lid toegevoegd. Hierin is geregeld dat in de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijk organisaties en andere overheden bij de voorbereiding van het omgevingsplan zullen worden betrokken.”

NvT, p. 138-140

“3.4.5 Participatie in de praktijk

Participatie is niet nieuw en vindt ook nu al in de praktijk plaats. Om te leren van de lessen uit de praktijk en als hulpmiddel voor zowel initiatiefnemers, overheden en derde partijen is een handreiking participatie samengesteld. Daarnaast heeft de uitvoeringspraktijk in de afgelopen jaren meerdere codes opgesteld en is ervaring opgedaan met het werken met de Omgevingswet bij zowel decentrale als centrale overheden. Hierna wordt in gegaan op deze ervaringen en hulpmiddelen voor de praktijk.

Inspiratiegids Participatie

Niet alle partijen hebben de benodigde kennis in huis om een participatietraject goed vorm te geven. Gezien het belang dat de regering aan participatie hecht, is een handreiking participatie samengesteld. De regering heeft in de Eerste Kamer aangegeven dat deze handreiking zal worden opgesteld samen met betrokken partijen uit het veld. De handreiking is vormgegeven als Inspiratiegids Participatie.

De Inspiratiegids Participatie is in april 2017 als website online gegaan. Het heeft de vorm gekregen van een instrument om digitaal kennis te delen. De inspiratiegids is ontstaan in een interactief proces met veel partijen. Hierbij waren onder andere betrokken VNG, IPO, Unie van waterschappen, de natuur- en milieuorganisaties, VNO-NCW, Commissie voor de mer, GGD’s, Vereniging Eigen Huis, Neprom, burgers, participatieprofessionals en de TU-Delft. Rond het thema participatie hebben praktijkbijeenkomsten plaatsgevonden waar alle partijen van elkaars ervaringen konden leren. De opbrengsten uit deze bijeenkomsten zijn weer gebruikt voor de inspiratiegids. Ook zijn interviews gehouden met personen om voorbeelden te verzamelen over hoe participatie nu in de praktijk werkt. Deze voorbeelden zijn ook in de gids terug te vinden.

De Inspiratiegids Participatie is bedoeld voor burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. In de gids zijn mogelijke aanpakken, succes- en faalfactoren en praktijkvoorbeelden te vinden die inspireren en helpen bij het vormgeven van participatie in samenspel met partijen. De gebruiker van de gids kan aangeven in welke beleidsfase hij verkeert en welke rol hij heeft. Vervolgens worden daarbij passende handvaten aangeboden. De gebruiker kan ook kiezen om kriskras door de gids gaan. De eerste versie van de inspiratiegids was vooral gericht op initiatiefnemers. De gids is vervolgens verder uitgebreid. De gids kent geen eindversie en blijft ververst worden met nieuwe inzichten uit het brede werkveld van participatie.

Via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet wordt ook aandacht besteed aan het belang van goede informatiepositie van burgers bij participatietrajecten. Dit ook als uitwerking van de motie van het Eerste Kamerlid Verheijen. Het belang van de informatiepositie van burgers is ook in de Inspiratiegids Participatie opgenomen.

Gedragscodes

Naast de regels die zijn gesteld aan participatie kunnen er ook aanvullende afspraken worden gemaakt over participatie. Een voorbeeld is de Gedragscode draagvlak en participatie wind op land, die door de windsector is gemaakt. Partijen hebben zelfbindende afspraken gemaakt die gelden in aanvulling op de bij of krachtens deze wet gestelde eisen. De eisen die in dit besluit zijn opgenomen laten voldoende ruimte voor het maken van dergelijke aanvullende afspraken. Het Rijk past voor de MIRT-projecten (MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) de Code Maatschappelijke Participatie toe. Ook deze gedragscode is tot stand gekomen in samenwerking met derde partijen. Deze gedragscode kan ondersteunen bij het vormgeven van het participatieproces voor complexe projecten. Codes, toolkits en modellen kunnen als houvast dienen bij het vormgeven van participatie. De wetgever heeft echter nadrukkelijk ervoor gekozen om geen gedragscodes voor te schrijven. Allereerst omdat de kracht van een gedragscode juist is gelegen in het zelfbindende karakter Ook zou daarmee de dynamiek worden ingeperkt, waardoor gedragscodes minder eenvoudig kunnen worden aangepast aan nieuwe maatschappelijke opgaven.

Gemeentelijke initiatieven

De wijze waarop participatie vorm krijgt, staat soms bij gemeente beschreven in een participatienota, inspraakverordening, zienswijzenverordening of bijvoorbeeld in een afspraak tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De meeste gemeenten hebben al op verschillende beleidsterreinen ervaring opgedaan met participatie.

Voorbeelden hiervan zijn WhatsApp bij buurtpreventie, burgerbegrotingen en co-creaties bij herontwikkeling van gebouwen. Ook bieden gemeenten specifieke eigen applicaties aan waarbij burgers en bedrijven snel en eenvoudig ideeën kunnen aandragen. De wet laat ruimte voor alle verschillende vormen van participatie, ook voor toekomstige ontwikkelingen en initiatieven.
 

Evaluatie en geleerde lessen

Tijdens de ontwikkeling van de Omgevingswet is al ervaring opgedaan met de nieuwe beoogde werkwijze en regelgeving. Deze ervaring is opgedaan in pilots die vooruitliepen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de pilots is ook ervaring opgedaan met verschillende vormen van participatie en met de effecten daarvan op de besluitvorming.

De evaluatie van de werking van deze pilots vindt jaarlijks plaats. Hierbij wordt goed gekeken naar de resultaten van participatie. Het rapport Pionieren met de Omgevingswet laat tussentijdse resultaten zien van de pilots.

De uitkomsten zijn positief. Zo blijkt dat participatie bij deze projecten meerwaarde heeft en leidt tot meer kwaliteit, groter draagvlak en versnelling van de besluitvorming. Lessen die tot nu toe zijn getrokken:

participatie moet goed worden voorbereid, enthousiasmeren van partijen kost tijd en er is veel kennis aanwezig onder de betrokken partijen. Deze lessen zijn weer meegenomen bij het samenstellen van de Inspiratiegids Participatie.

Bestuursorganen kunnen ook hun eigen participatietrajecten evalueren en hieruit lessen trekken. Deze evaluatie is vrijwillig en niet verplicht. Het is aan het bestuursorgaan om een evaluatie uit te voeren als daar behoefte aan is. Hiermee is niet gezegd dat evaluatie niet belangrijk is. Partijen kunnen van elkaar leren door participatietrajecten te evalueren.

Dus zowel in het kader van de pilots vooruitlopend op Omgevingswet, lokale ervaringen en de Inspiratiegids Participatie, worden participatietrajecten geëvalueerd en de uitkomsten daarvan gedeeld.
De Omgevingswet voorziet daarnaast in een evaluatie van de werking van het wettelijke stelsel binnen vijf jaar na inwerkingtreding, zie artikel 23.9 van de wet. In deze evaluatie zullen de ervaringen met participatie uiteraard worden meegenomen.”

Cookie-instellingen